Het was zomer
Hij kwam langs, de dag was warm.
Daar zat zij, zijn exvriendin van ooit, de vrouw die hem zomaar kon weerstaan, na al die jaren,
onvoorstelbaar voor hem.
Ze was nog steeds een mooie aparte vrouw.
Hij wilde haar terug, hij kon haar niet krijgen, niemand eigenlijk.
Hij liep achter haar langs, haar dunne kledij wond hem op.
Blijkbaar.
Hij streelde langs haar rug, hou op, zei ze.
Waarom zei hij quasi onbegripvol.
Waarom wil je mij niet meer?
Vroeg hij triest kijkend.
Vraag jij dit nu nog aan mij, na 18 jaar? Spottend keek ze hem aan.
Oh die ogen, hij kon ze niet weerstaan, diep doordringende ogen.
Maar niet hij, niet hij was verslaafd aan haar.
Oh nee, dat zou hij nooit toegeven. Dat hij haar ergens stalkte al jaren.
Ze moest hem willen!
Die vrouw die in een toren zat dankzij hem, zijn gedrag.
Ze mocht geen ander van hem, ze zei oké een ander niet, jij nooit niet meer.
Het zat hem dwars, hij kon vele vrouwen versieren maar zij?
Ze was kil & hautain, ze voelde niets voor hem.
Oh, ze deed wel vriendelijk, maar hij voelde dat ze het niets meende.
Voor de kinderen deed zij alsof.
Maar dat kon hij ook niet waarderen.
Daar liep ze voor hem uit, en daar ging zij zitten die vrouw.
Die hij nooit meer kon krijgen.
Nooit meer.
Iets in zijn geest werd boos.
Woedend.
Hoe durfde zij hem te trotseren.
Hem?
Toen ze uiteindelijk opstond en vriendelijke vroeg of hij iets wilde drinken, liep hij haar na de keuken in.
Waarom wil je mij toch niet meer?
Hij duwde zijn kruis tegen haar aan, ze keek hem geïrriteerd aan.
Duwde hem weg zelfs.
Wil je mij niet meer of niemand?
Een glimlach gleed over haar mond.
Jou niet!
En eigenlijk niemand niet.
Dat was toch onmogelijk?
Een vrouw die niemand wilde!
Niemand nodig had. Dat was raar, geen één vrouw was zo zelfstandig, een vrouw had een man nodig in zijn denkwereld.
Hij legde zijn hand op haar heup, een heup omfloerst met een zijden doek…
Oh als hij toch eens, daaronder mocht strelen!
Oh wat als hij, ze lachte hem toe en pakte zijn hand vast!
Eindelijk ze hapte?
Oh toch niet, ze duwde zijn hand weg.
Verbeeld je niks zei ze nog spottend.
Oh vrouw, wat doe je met mij, dacht hij nog wanhopig ergens, ze voedde zijn afwijzings trauma ergens.
Iemand moet jou weer openen! Fluisterde hij zwoel.
”Misselijkmakend’, siste ze hem toe, ben jij”!
Wat verbeeld jij je wel niet!
In al zijn narcisme staarde hij haar geschokt na…zoiets had hij nog nooit meegemaakt.